Onderweg naar het Noorden

8 februari 2018 - Fang, Thailand

Op dinsdagochtend nemen we afscheid van Charlotte die nog even bij ons is komen ontbijten. We houden aan deze week een fijne herinnering over; de gastvrijheid van Anouk en Charlotte in eerste instantie, maar zeker ook alle rondleidingen in de omgeving die zij ons aanboden.

We willen nog wat meer van het "hoge noorden" zien en beleven; dus draaien we de "107" weer op. Eerste stop is in Mae Taeng waar we de lokale markt opzoeken. Nou, die hebben we weer snel gevonden. Overal waar het een drukte van belang is kun je er van uit gaan dat er een markt is. Deze markt staat er om bekend ook de wat meer "bijzondere" producten in het assortiment te hebben opogenomen. In mootjes gehakte slang, gefrituurde kippen-koppen, gefrituurde sprinkhanen en andere insecten en niet te vergeten die overheerlijk joekels van kikkers. Je moet er natuurlijk wel van houden!

Dan maar weer verder richting Fang. We slaan af de 1340 op richting Arunothai; een behoorlijk groot dorp pal aan de grens met Birma. Verreweg de meeste inwoners zijn nakomelingen van de Kuomintang-chinezen (had ik nog nooit, maar dan ook nooit van gehoord)  die rond 1960 hier in Thailand neerstreken. Dan gaan we steil de bergen in en passeren we nog een paar Chinese dorpjes. Overigens is de voertaal hier nog steeds Chinees, ofschoon op school gewoon Thais wordt onderwezen. We stijgen steeds verder en het uitzicht is fraai. Jammer van de lichte nevel die er hangt, wat het fotograferen wat bemoeilijkt. De weg voert ook hier pal langs de grens met Birma (Myamar officieel, maar iedereen praat over Birma en wij passen ons daar graag bij aan). 

Nog een paar Chinese dorpjes (voormalige aanhangers van Tjang Kai-Sjek) mooi gesitueerd op de berghellingen. Aan de andere kant van de weg herken je goed de kalkachtige structuur van het gebergte, dat in feite Birma zou moeten zijn. Onderweg regelmatig Roadblocks, maar de controles zijn soepel. 

We stappen uit om een heetwaterbron te bezoeken. Valt een beetje tegen, maar het parkje er om heen is fraai aangelegd. Er zou ook een waterval moeten zijn maar die is voor ons onvindbaar. Navraag leert dat deze een paar kilometer verderop ligt. Daarna dus snel gevonden. We zijn hier in één van de tientallen nationale parken die Thailand rijk is. Leuke wandeling door bosachtig gebied en ook de waterval is mooi om te zien. We rijden nu steeds op een gemiddelde hoogte van 1200 meter met een uitschieter van 1900 meter. 

In de buurt van Doi Ang Khang zoeken we een hotel; weten we te scoren voor ongeveer 800 Bath per kamer. Als we dit met sterren moeten waarderen, blijven we steken op minus 5, en dan zijn we zeer soepel. Wel schoon, tenminste de lakens ruiken naar zeep. Herman heeft de helft van de nacht op het kleinste kamertje doorgebracht en heeft waarschijnlijk iets gegeten waar zijn toch goed getrainde darmpjes niet tegen kunnen. Verdere details laat ik achterwege. Maar ook de volgende dag speelt dit nog behoorlijk op. 

Toch maar weer verder, We komen door kleine dorpjes van kleurrijke bergvolkjes. We stappen uit en lopen tussen de huisjes door en nemen alles in ons op. De weinige mensen die we aantreffen nemen geen aanstoot aan ons en gaan rustig verder met de dingen waar ze mee bezig zijn. Ziet er bijzonder authentiek uit. Natuurlijk ontbreken hier de auto's niet en ook hier wemelt het van de kleine motoren, maar dat doet geen afbreuk aan het authentieke karakter.

Fang is de volgende halte en daar nemen we onze intrek in Hotel "Tree-sleep"; Nou, t.o.v onze vorige accommodatie is dit de hemel op aarde. Voor 5 Euro meer per nacht een luxe kamer met alles er op en eraan.

We hadden dan over een binnenweg door willen rijden naar het Fang-dal; een weg die bekend staat vanwege zijn steile hellingen en scherpe haarspeldbochten. Maar belangrijker nog bekend staat om zijn landschappelijke pracht. We worden door een Roadblock afgestopt en mogen deze weg niet berijden; officieel omdat het militair gebied is, aldus de dienstdoende militair.

Omdraaien en verder. Voor dat we er erg in hebben zijn we Tha Ton doorgereden. We stoppen bij een park met enkele kolossale Boeddha beelden en een beeltenis van een voormalig Chinees generaal. Blijkt een koninklijk complex te zijn. We hebben al zo veel van die Boeddha meuk gezien, maar elke keer is er wel weer iets nieuws te ontdekken waarom nou net deze weer zo fraai is.

Enkele kilometers verder op liggen nog een paar dorpen die "etno-vriendelijk" zijn. Daar zoeken we ons bivak voor de komende nacht. Slenteren door de straatjes en laten ons (de dames) overhalen diverse armbandjes, kraaltjes en spiegeltjes te kopen.

Foto’s

1 Reactie

  1. Charlotte en Anouk:
    8 februari 2018
    Leuk! Hoe waren die etno dorpen na Thaton? Overnachtingsplek gevonden die Ik kan opslaan? De moeite waard is?